Het Nederlands is een rare taal – althans, als je het vanuit het perspectief van zijn buurtalen bekijkt. Anders dan het Duits, Engels of Frans heeft het Nederlands geen foneem /ɡ/ (behalve in een aantal vrij recente leenwoorden). De letter ⟨g⟩ die in veel andere talen voor het foneem /ɡ/ staat, duidt in het Nederlands meestal het foneem /ɣ/ aan. De fonetische realisatie van dat foneem varieert: in het noorden, oosten en westen van het taalgebied is het meestal [χ], in het zuiden kan het [ɣ] of [ʝ] zijn en in het zuidwesten zelfs [ɦ]. Aan het einde van een woord worden al die klanken stemloos uitgesproken (voor zover ze dat niet sowieso al zijn). Hoe dan ook, het komt erop neer dat sprekers van het Nederlands die de letter ⟨g⟩ zien, waarschijnlijk niet direct de neiging zullen hebben om die als /ɡ/ uit te spreken. Maar Nederlanders spreken talen waarin er wél een foneem /ɡ/ is dat door de letter ⟨g⟩ wordt weergegeven. En ze weten heus dat hun taal een beetje gek doet in vergelijking met alle buurtalen. Wat gebeurt er dus als een woord met een ⟨g⟩ de grens oversteekt? Zo’n woord is ‘goal’ (doelpunt), ontleend aan het Engels. Dat wordt vaak gebruikt als voorbeeld van een woord dat in het Nederlands met /ɡ/ wordt uitgesproken. Hier is in het verleden al onderzoek naar gedaan (van Bezooijen & Gerritsen, 1994); daaruit bleek dat het woord ‘goal’ door rond een derde van de ondervraagde sprekers met een /ɣ/ werd uitgesproken. Alle sprekers die aangaven dat ze ‘goal’ met een /ɣ/ uitspreken, waren uit het zuiden van het taalgebied afkomstig (Valkenburg in Nederlands-Limburg of Tielt in het Belgische West-Vlaanderen). Dat zijn resultaten van 25 jaar geleden; ik weet niet of er nieuwer onderzoek naar de uitspraak van dat woord is.
En hoe zit het met nog recentere ontleningen? Laatst werd ik door Duitsers gevraagd hoe je het woord ‘googelen’ (op internet zoeken met behulp van de zoekmachine Google) in het Nederlands uitspreekt. Zijn die maffe westerburen zo gek om hun ‘eigen’ /ɣ/ te gebruiken en ‘choechelen’ te zeggen? Ik had die uitspraak nog nooit gehoord. Korte navraag bij een moedertaalspreker uit Noord-Nederland (Drenthe, Groningen) leerde dat ook hij de uitspraak met een /ɡ/ prefereerde. Maar, zei een van mijn Duitstalige kennissen, op de Nederlandse Wiktionary staat dat het woord in Limburg wel degelijk met een /ɣ/ wordt uitgesproken. Die transcriptie staat er al sinds 19 juli 2009, toegevoegd door de gebruiker Ooswesthoesbes – zonder enige bronvermelding. Maar hoe zit het echt? Zou die gebruiker gelijk hebben en zeggen Limburgers inderdaad een /ɣ/ in dat woord? Ik heb geen definitief antwoord op deze vraag, maar wel wat data tot mijn beschikking die op sociale media zijn verzameld. We zijn ons allemaal bewust van de beperkingen van het verzamelen van data via social media. Aangezien dit geen wetenschappelijk onderzoek is maar een blogje, ga ik daar verder geen aandacht aan besteden. De grootte van het korreltje zout waarmee de resultaten moeten worden genomen, mag iedereen zelf bepalen.
Laten we in het zuiden beginnen. Miet Ooms was zo vriendelijk om op de Facebook-site van VRT Taal een poll aan te maken waarin ze de vraag stelt: “Hoe spreken jullie ‘goal’ en ‘googelen’ uit?” De VRT is de Vlaamse publieke omroep, dus we gaan er voor het gemak vanuit dat alleen Vlamingen aan deze poll hebben meegedaan (in totaal 284 mensen tot vandaag). Ruim 78% van hen gaf aan dat ze ‘googelen’ met /ɡ/ (omschreven als ‘de g van het Engelse good’) uitspreken. 20% gaf aan dat ze een klank gebruiken die bij het foneem /ɣ/ hoort (omschreven als ‘de g van geel’). We weten daardoor nog niets over de regionale of sociale verdeling van de uitspraak van ‘googelen’ met een /ɣ/ in België, maar we weten vrij zeker dat die uitspraak voorkomt – en niet zo zelden ook. We gaan verder naar Nederland. Ik heb zelf een Twitter-poll aangemaakt (dank aan iedereen die heeft meegedaan of de poll heeft gedeeld!) die zich specifiek op sprekers uit Nederland richtte met de volgende vraag: “Zeg, Nederlanders, hoe spreken jullie de ‘g’ in het werkwoord ‘googelen’ uit: op z’n Engels (zoals in Engels ‘good’) of op z’n Nederlands (zoals in Nederlands ‘goed’)?” In een poging om een glimp van regionale variatie op te vangen, heb ik vier antwoordopties aangeboden: Noord-NL: good (Engels); Noord-NL: goed (NLs); Zuid-NL: good (Engels); Zuid-NL: goed (NLs). In totaal hebben 391 mensen aan deze poll meegedaan. Ik ga er ook hier vanuit dat alle respondenten het Nederlands van Nederland spreken en dat de Noord/Zuid-indeling de zelfidentificatie van de sprekers juist weergeeft (dus dat er geen Maastrichtenaren zijn die per ongeluk of voor de lol op een van de Noord-opties hebben gestemd). 258 personen hebben zichzelf als Noord-Nederlandse sprekers geïdentificeerd (66%), 137 als Zuid-Nederlandse sprekers (34%). De term ‘Zuid-Nederland’ heeft geen vaststaande definitie: meestal worden er de provincies Limburg en Noord-Brabant mee bedoeld, maar soms wordt ook Zeeland nog meegerekend. Als we de inwoners van die drie provincies bij elkaar optellen, komen we uit op rond de 4 miljoen mensen (een klein kwart van de 17 miljoen inwoners van Nederland). Misschien hebben de deelnemers aan de poll een ruimere definitie van ‘Zuid’ gehanteerd of zijn de inwoners van Limburg, Noord-Brabant en Zeeland oververtegenwoordigd in deze steekproef – dat weten we niet, maar ik wilde het toch even melden. In allebei de groepen gaf een ruime meerderheid aan dat ze ‘googelen’ met een /ɡ/ uitspreken. Van degenen die voor de Noord-opties hebben gestemd, gaf iets minder dan 5% aan dat ze in het woord ‘googelen’ een /ɣ/ gebruiken. Bij de Zuid-stemmers was dat rond de 15%, dus ongeveer drie keer zo veel. De frequentie van het gebruik van /ɣ/ in ‘googelen’ zat bij degenen die zich als sprekers van een Zuid-Nederlandse variëteit identificeerden, dus tussen het hogere percentage in België (20%) en het lagere percentage in Noord-Nederland (5%). In alle drie de groepen lag het gebruik van de ‘Nederlandse’ /ɣ/ tegenover de ‘Engelse’ /ɡ/ lager dan in de enquête die Van Bezooijen & Gerritsen in 1994 voor het woord ‘goal’ hebben gehouden.
Er zijn dus twee dingen die moeten gebeuren: ten eerste zou de informatie op Wiktionary moeten worden aangepast. Ik ga dat niet zelf doen, maar iedereen die vindt dat dat wat hierboven beschreven is, voldoende steek houdt of in ieder geval meer steek houdt dan de huidige informatie zonder bronvermelding, mag het aanpassen. Bij de uitspraakinformatie van het lemma ‘googelen’ zou er mijns inziens moeten staan: /ˈɡu.ɡə.lən/, ook /ˈɣu.ɣə.lən/ (vooral in België en Zuid-Nederland). Ten tweede zou meer onderzoek naar deze kwestie moeten worden verricht. Houden de uitspraakverschillen verband met leeftijd (waarschijnlijk wel), met beheersing van het Engels (misschien) of met de keuze voor /ɡ/ vs. /ɣ/ in andere leenwoorden (wie weet)? Als er al nieuwer onderzoek is dat ik over het hoofd heb gezien, of als er opmerkingen zijn die van andere strekking zijn dan dat het een slecht idee is om data voor een blogje op social media te verzamelen, hoor ik dat graag.
Ik ken een (Noord-)Nederlandse moedertaalspreker die consequent /ˈku.kə.lən/ zegt. En dat is geen poging tot humor. Ik denk dat voor deze persoon de /k/ de best haalbare benadering van de /ɡ/ is.
Klinkt aannemelijk. Maar zouden mensen die /k/ i.p.v. /ɡ/ zeggen, beseffen dat ze dat doen? Of denken die mensen dat ze een /ɡ/ gebruiken? “Dat zal verder onderzoek moeten uitwijzen.”
Een groot deel hoort gewoon niet het verschil en heeft bij de Engelse les (ik ben docent Engels) ook moeite met het verschil tussen /g/ en /k/. Dus great/crate, gold/cold game/came. Dit is zelden af te leren. Bij Friestaligen speelt dit niet omdat de /g/ daar wel voorkomt, ook in minimal pairs. Kiel/giel ; keale/Geale; gat/kat.
Ik hoor rondom mij en van mezelf vooral ‚goal‘ en ‚googelen‘ met de ‚g‘ van ‚goed‘. En de streek waarover ik spreek is Antwerpen – Turnhout, dus het noorden van de provincie Antwerpen. Wij zijn in het algemeen meer dan de Nederlanders geneigd om anderstalige woorden te vernederlandsen. Wij zeggen ook niet ‚trem‘ als we ‚tram‘ zeggen, of ‚leptop‘ voor ‚laptop‘.
Mijn eigen, totaal niet onderzocht theorietje is grosso modo dat wij Vlamingen enerzijds veel meer dan de Nederlanders voor onze taal en cultuur hebben moeten vechten en anderzijds veel protectionistischer ingesteld zijn.
Is er ook gekeken ooit naar de uitspraak „kool“ en „koekelen“? Dus met stemloze /k/?
Van Bezooijen & Gerritsen hebben ernaar gekeken. 21% van hun sprekers gaf aan dat ze ‘goal’ met een /k/ zeggen. Op Twitter kun je helaas niet meer dan vier antwoordopties aanbieden; daarom heb ik die optie niet kunnen meenemen. Daar komt nog bij dat je je kan afvragen of alle sprekers die de /k/ gebruiken, beseffen dat ze dat doen (i.p.v. te denken dat ze een /ɡ/ zeggen).
Eerlijk gezegd ben ik wel wat verrast door het resultaat van dit onderzoek. Zelf ben ik Vlaming (43 jaar oud) en gebruik ik zowel in goal als in googelen de /ɣ/-klank. Ik kan me niet herinneren ooit de uitspraak /ˈɡu.ɡə.lən/ gehoord te hebben. Zou het mogelijk zijn dat mensen zich bij het beantwoorden van de vraag laten beïnvloeden door wat ze menen dat de correcte uitspraak is? Wie het Engels machtig is, weet dat het /ˈɡu.ɡə.lən/ „hoort“ te zijn. Misschien kan u een volgende keer de vraag opsplitsen in: „Hoe spreekt u dit woord uit (als u zich onder dorpsgenoten bevindt?)“ en „Hoe hoort dit woord volgens u uitgesproken te worden?“